Samenvatting vrijdagpreek 21 Juni 2024 – Mohammed (sa): Het grote voorbeeld

KJ-Summary-NL-20240621     KJ-Summary-UR-20240621

KJ-Summary-BN-20240621

 

Samenvatting vrijdagpreek 21 Juni 2024
Gegeven door Hazrat Khalifatul Masih V (aba)

Huzoor-e-Anwar (aba) ging verder met de gebeurtenissen rondom de Joodse stam Banu Nazir en hun complot om de Heilige Profeet (sa) te doden. Huzoor-e-Anwar (aba) zei dat het God was die de Heilige Profeet (sa) beschermde. De Heilige Profeet (sa) werd door middel van openbaring op de hoogte gebracht van het complot van de Joden. Zodra hij deze openbaring ontving, stond hij op en keerde terug naar Medina. De metgezellen kwamen in Medina bij de Heilige Profeet (sa) waar hij hen vertelde wat er was gebeurd. Op dat moment werd het volgende vers geopenbaard: ‘O, gij die gelooft, gedenkt Allah’s gunst aan u toen een volk zijn handen tegen u wilde uitsteken, maar Hij weerhield hun handen en vreest Allah. Op Allah moeten de gelovigen zich verlaten.’ (De Heilige Koran, 5:12)

Huzoor-e-Anwar (aba) vertelde dat, nadat ze realiseerden dat de Heilige Profeet (sa) was vertrokken, de Joden van Banu Nazir zich erg schaamden. Een Joodse man zwoer bij de Thora en zei dat de Heilige Profeet (sa) zeker een openbaring had ontvangen die hem informeerde over hun complot. Hij verklaarde dat Muhammad (sa) zeker de Profeet van God was die in de Thora was voorspeld. De man zei dat hij slechts twee opties zag. Ofwel de islam accepteren en dusdanig metgezellen van de Heilige Profeet (sa) worden, waardoor ze beschermd zouden blijven en in hun land konden blijven. Maar de Joden van Banu Nazir konden dit niet aanvaarden. De tweede optie was dat wanneer de Heilige Profeet (sa) hen uit hun land zou verdrijven, zij dit zouden accepteren zodat hij hen hun rijkdom en bezittingen zou laten behouden. Hier gingen de Joden van Banu Nazir mee akkoord. Zodra de Heilige Profeet (sa) Medina had bereikt, vaardigde hij het bevel uit dat de Banu Nazir uit het land moesten worden verdreven. Hij stuurde Hazrat Muhammad bin Maslamah (ra) om deze boodschap aan de Banu Nazir over te brengen. Vóór zijn bekering tot de islam had Muhammad bin Maslamah (ra) de Joden bezocht, en zij hadden de tekenen van de komende Profeet beschreven. Toen hij hen hieraan herinnerde, beweerden de Joden dat die tekenen niet overeenkwamen met Muhammad (sa). Daarna informeerde Muhammad bin Maslamah (ra) hen dat vanwege hun verraad de Heilige Profeet (sa) had bevolen dat zij uit het land van Medina moesten vertrekken en dat zij tien dagen de tijd hadden om te vertrekken.

In die tijd, terwijl de Joden van Banu Nazir zich voorbereidden om te vertrekken, stuurde de leider van de huichelaars, Abdullah bin Ubayy bin Sulul, een boodschap naar hen waarin hij zei dat ze niet moesten vertrekken en juist in hun forten moesten blijven.

Na het ontvangen van deze boodschap zei de Heilige Profeet (sa) dat de Banu Nazir de oorlog hadden verklaard en de metgezellen begonnen onmiddellijk met de voorbereidingen. Toen de moslims zich hadden verzameld, trok de Heilige Profeet (sa) met hen op naar Banu Nazir, waarbij de moslimvlag aan Hazrat Ali (ra) werd gegeven. Abdullah bin Ubayy’s hulp kwam niet naar de Banu Nazir, noch stuurde hij versterkingen. Een van de Joodse boogschutters trof de tent van de Heilige Profeet (sa) met een pijl, waarna de Heilige Profeet (sa) zijn tent buiten het bereik van de pijlen liet verplaatsen. Even later keerde Hazrat Ali terug met het hoofd van de man die de tent van de Heilige Profeet (sa) met een pijl had geraakt. Huzoor-e-Anwar (aba) zei dat hij verdere details in de toekomst zou vertellen.